Eerstvolgende workshop: 6 mei – Prikkels in de juiste dosis

Een van de betere dingen die me overkomen is tijdens de Covid19 lockdown is het boekje van de Nederlandse filosoof en hoogleraar wijsbegeerte Wil Derkse: ‘Een levensregel voor beginners’. Het stond al een tijdje in mijn kast en leek nu een behapbaar stukje literatuur, ideaal voor die bijzondere weken in april 2020 en de ingetogen stemming waarin ik me bevond. De pauzeknop was ingedrukt, mijn leven en dat van mijn gezin speelde zich voornamelijk af binnen de muren van ons huis en tuin. In essentie is het boekje een boeiend essay over het toepassen van de benedictijnse inspiratie en daarmee verbonden levensstijl op het dagelijks leven buiten de muren van het klooster, in alle vormen van onze samenleving en samenwerking: een gezin, team of organisatie. De monastieke geloften worden toegepast op leiderschap i.e. mensen stimuleren tot groei en tijdsmanagement.

 

Eerst beschrijft Wil Derkse 3 karakteristieke eigenschappen van het benedictijnse abdijleven:

1. Alles gebeurt met aandacht. “To attend and get things right” als beginsel van een goed leven volgens de schrijfster Iris Murdoch. Of je nu werkt aan een professionele taak of je bent de vaat aan het doen, doe het met aandacht. Als creatieve generalist is dit best een uitdaging. Door vele interesses en ideeën, is mijn aandacht vaak verdeeld. Terwijl ik kleinere of makkelijkere taken doe, ben ik al aan het denken aan wat mij nog allemaal te wachten staat. In de douche overloop ik al mijn dagplanning. Maar daardoor mis ik soms het genot van water voelen en de geur van shampoo. Mindfulness avant la lettre.

2. Het belang van schoonheid en orde. Alles wat binnen de abdij gebeurt, tracht men kwalitatief te doen, met zin voor orde en schoonheid. Het belang van die uitstraling en kwaliteit zit ook in kleine dingen. Van de vaas met bloemen, tot netjes gerangschikt gereedschap of een aantrekkelijke boekenkast of webpagina. Schoonheid en orde kunnen aanstekelijk werken. 

3. Alle taken zijn gelijkwaardig. De ene taak is niet belangrijker dan de andere. Een presentatie maken voor het directiecomité is niet belangrijker dan de vloer vegen. Het zijn verschillende dingen maar wel gelijkwaardig. Ook de houding die je aanneemt bij die taken is relevant: “In de kapel moet je je gedragen zoals tijdens de recreatie: ontspannen. En tijdens de recreatie moet je je gedragen zoals in de kapel: met waardigheid.” Alle taken zijn dezelfde aandacht waard. Maar deze houding blijkt niet zo gemakkelijk te verwerven. Door alle taken gelijkwaardig te zien en ze allemaal evenwaardige aandacht te bieden, nemen ze toe in kwaliteit. Als je de vloer goed veegt, zal die presentatie voor de directie ook aan kwaliteit winnen wanneer die op de agenda staat. Tijdens de lockdown vond ik soms troost in deze regel. Sommige mensen waren bezig met levens te redden, terwijl ik mijn beroep niet kon uitoefenen en me richtte op projecten in het huis die ik zelf soms onderwaardeer tov professionele activiteiten.

 

Benedictus – zelf een leek en geen gewijd clericus – noemt zijn levensregel uitdrukkelijk een ‘regel voor beginners’. Iedereen blijft zijn of haar leven lang beginners. Ook al oefen je, je wordt niet bevorderd naar een volgend niveau. Er is alleen de regel voor beginners, er is geen regel voor gevorderden, er is maar één niveau. Je blijft dagelijks beginner op weg naar een betere levenskwaliteit. Het is vallen en weer opstaan. Vallen en weer opstaan. Ik vind dat een geruststellende gedachte.

Ook de 3 oorspronkelijke Benedictijnse geloften van stabilitas, conversario morum en obedientia worden in het boek vertaald naar onze samenwerkingen en samenlevingen:

1. Stabilitas gaat over een volgehouden commitment. Het is niet-weglopen van de context waarvoor je gekozen hebt. Niet omdat je verplicht bent maar omdat je het van harte doet. Opnieuw geldt ook hier dat de dingen gedijen bij aandacht – en wij gedijen dan tegelijk ook beter.

2. Conversatio Morum of dagelijks verbetermanagement betreft het veranderen van je gewoontes of levensstijl. Dit doe je door het te proberen met kleine haalbare dingen. Ipv nog een halfuurtje te zappen ’s avonds, start met het luisteren naar enkele minuten muziek. In het begin kost het moeite, op den duur gaat het vanzelf.

3. Obedientia (ob-audire of aandachtig luisteren) is letterlijk gehoorzamen en voelt beknottend aan. In de benedictijnse leer gaat het echter over het horen van het hart, je afstemmen op wie of wat je iets te zeggen heeft. Het gaat over luisteren en respons geven.

 

Wil Derkse heeft het ook over Benedictijns leiderschap. Dat staat voor mensen stimuleren tot groei. Wie extra verantwoordelijkheden draagt is diegene die uitblinkt in luisteren. De auteur ziet als kerntaak van de leider het ‘leiden van zielen’, hen oriëntatie bieden en hen in een geöriënteerde beweging zetten.

Het is vooral het hoofdstuk over tijdsmanagement dat mij initieel in het boekje had aangetrokken. Hoe gaan de Benedictijnen om met de tijd zodanig dat ze een gevulde agenda hebben én het nooit druk hebben? Een belangrijke stap in die richting is de ontwikkeling van een dagorde, een indeling van de dag die een bepaald ritme heeft, van inspanning en ontspanning, van orde brengen en met iets moois in contact zijn. Vier vaardigheden zijn essentieel: de kunst van het beginnen, de kunst van het ophouden, de kunst van de juiste houding tussen het beginnen en het ophouden én de kunst van het rekening houden met de seizoenen van de dag.

Hoe kunnen we het beginnen makkelijker maken voor onszelf en minder uitstelgedrag vertonen? Benediktus benadrukt in de regel dat we de afstand tussen appèl en respons zo klein moeten houden. De daad onmiddellijk bij het woord voegen. Bij wijze van spreken, het klokje luidt en je stapt meteen in het werk of de taak die je hebt voorzien. Het is vooral door oefening en vasthoudendheid dat het uitwendig conformeren aan het klokje, een inwendige gewoonte kan worden.

Ook ophouden kan moeilijk zijn. Zeker als je veel op je bordje hebt liggen of heel erg enthousiast bezig bent, kan je willen doorwerken en geen rust nemen. Te lang doorgaan is, zoals Wil Derkse het zegt, synoniem met fouten maken. Zelfs als je uitwendig gestopt bent met de taak, kan je er inwendig nog steeds mee bezig zijn. Het Benedictijns ophouden is het besef toelaten : nú ben ik met dit bezig. Bijvoorbeeld, ik fiets. Het is de aandacht bewust richten op iets positiefs zodat je niet blijft hangen in de gedachten aan datgene waarmee je bezig was. Ook hier is oefening de enige weg. Het kunnen ophouden is ontzettend belangrijk omdat het betekent dat je met de juiste houding kan beginnen aan het volgende.

Tussen ophouden en beginnen is er tijd. En vaak gaat de aandacht dan nog naar datgene waarmee we ophielden of maken we ons al zorgen over wat komt. Onze aandacht in die tussentijd gaat dus naar zaken daarbuiten. Het komt erop neer dat je de aandacht afwendt van wat is geweest en wat nog komen moet én dat je je aandacht richt op wat NU moet gedaan worden. Maar zelfs als je er in slaagt om je aandacht te houden bij de taak die voor je ligt, dan toch is er de verleiding om al bezig te zijn met het gereed hebben van de taak. Het gevaar hiervan is dat je tijdsdruk voelt, minder optimaal werkt en aan kwaliteit inboet. Benedictijnen leggen de ene taak neer en starten in dezelfde houding aan de andere, inclusief ontspanning en voeding, zonder bekommerd te zijn over het afkrijgen ervan. Die kalme doorgaande lijn zorgt voor ‘nooit druk’. Klinkt naïef en zelfs onmogelijk in onze VUCA wereld, maar iets van deze houding realiseren lijkt mij een grote stap vooruit.

De seizoenen van de dag slaan op de verdeling van energie in de loop van de dag, op tijd alleen spenderen of samen met anderen, en op stiltemomenten inbouwen tijdens de dag. Zo start je de werkdag best met datgene wat de meeste aandacht, concentratie en energie vergt. En eindig je hem rustig en waardig. Het is een kwestie van psychische hygiëne om de dag mooi te beginnen en ’s avonds in vrede af te sluiten met datgene waarover je tevreden bent en met datgene waarin je faalde. Al dan niet kan je rituelen bedenken voor die verschillende fasen.

Ik heb dit boekje vooral gelezen als een uitnodiging voor een aandachtige houding voor alles waarmee ik me bezighoud, en als dat niet blijkt te lukken, elke keer opnieuw te beginnen.

 

Met dank aan Inge Vanwaesberghe (lid van het coachnetwerk van de creatieve generalist) voor deze mooie samenvatting.