Keuzestress verminderen

Keuzestress verminderen

Keuzestress, het doet onze hersenpan vaak overuren draaien. Bij de zoektocht naar een nieuwe job, maar bv. ook als starter en ondernemer, wanneer je moet kiezen tussen de verschillende mogelijkheden en opportuniteiten die je ziet. Ook in je privéleven kan je het gevoel hebben uren tekort te komen om al je interesses aandacht te geven, en zo keuzestress ervaren.

Maar wat is het precies, hoe ontstaat het en vooral: hoe kan je ermee omgaan?

Wat is keuzestress?

Het gaat over een vorm van stress die je voelt wanneer je overspoeld wordt met informatie die je moet overwegen om tot een beslissing te komen. Niet alleen de complexiteit van de keuze zorgt voor problemen. Ook het ruim assortiment aan opties die in onze samenleving voorhanden zijn, zijn een belangrijke oorzaak van keuzestress.

Anders gezegd: als je weinig mogelijkheden hebt, is er weinig dat je moet overwegen. Maar als er veel opties zijn, moet je ook al die informatie verwerken om tot een keuze te komen. Een goede beslissing maken wordt dan ingewikkelder en dat zorgt voor heel wat stress.

Fear of better options 

Patrick McGinnis, de Amerikaanse schrijver en econoom die eerder al ‘fomo’ introduceerde, spreekt van ‘fobo’ of ‘fear of better options’. De nieuwe keuzestress dus, of het dwangmatig zoeken naar de beste optie. Fobo-lijders zijn volgens McGinnis bang om los te laten en te moeten rouwen om de weg die ze niet gekozen hebben.

Oorzaken

Oorzaken voor keuzestress liggen voor een deel buiten ons, maar hebben ook te maken met ons als persoon.

Keuzestress komt voor een groot deel van de vele mogelijkheden en keuzes die we in onze maatschappij voorgeschoteld krijgen. Denk maar aan de talloze smartphone-modellen die in de winkel liggen, tientallen soorten chocolade van bijna evenveel merken in de winkelrekken, honderden series en films op Netflix, onderwijsinstellingen die  meer een meer studiekeuzes aanbieden, oneindig veel hobby’s om uit te kiezen, …

Maar ook factoren binnen jezelf kunnen keuzestress triggeren:

  • je hebt last van controledrang en je bent bang om verkeerde keuzes te maken;
  • je hebt de neiging om te overanalyseren (‘ik moet er gewoon nog harder over nadenken’);
  • je hebt geen zicht op de eigen behoefte;
  • je ervaart sociale druk en FOMO (fear of missing out);
  • er is sprake van een gebrek aan zelfkennis: je kent je drijfveren niet, je hebt geen (of onvoldoende) zicht op je talenten en waarden;
  • bv. bij keuzes in studies en werk: je ziet veel mogelijkheden omwille van je brede belangstelling en/of je kan veel dingen goed. (m.a.w., je hebt meer keuze-opties!).

Symptomen

Hoe herken je keuzestress bij jezelf of iemand anders? Het is belangrijk aandacht te hebben voor de volgende symptomen:

  • een gebrek aan zelfvertrouwen: je bent onzeker over jezelf of je talenten en je komt daarom niet toe aan het nemen van beslissingen;
  • een gebrek aan zelfkennis over wat je talenten zijn, wat je drijfveren zijn, welke behoeften je hebt, …;
  • absolute zekerheid willen over je keuze;
  • vast zitten in piekergedachten;
  • bang zijn om fouten te maken.

Tips bij keuzestress

Bedenk: ‘alles gaat voorbij’

In ‘Leven in het nu’ introduceert Tom Hannes ons in drie basisbeginselen uit de Boeddhisme: alles is vergankelijk, alles is afhankelijk van elkaar en alles is onvolmaakt (en dus onbevredigend). Alle drie deze principes kunnen ons helpen bij keuzestress want ze confronteren ons met het feit dat ‘de perfecte keuze’ niet bestaat.
(Interview met Tom Hannes)

Minder introspectie, meer experimenteren

Wanneer we het even niet meer weten, of gevangen zitten in keuzestress, hebben we de neiging om er gewoon nog méér over na te denken. Auteur Herminia Ibarra vindt dat geen goede strategie. Haar advies? Experimenteer, probeer wat dingen uit, ga vooral dingen ervaren. Zo beschik je over waardevolle informatie die je zal helpen om keuzes te maken. Een veelzeggende uitspraak van Ibarra is: “Solitary introspection, when not coupled with active experimentation, is dangerous”.

De passieve houding

Hoogleraar Harry Kunneman pleit eerder voor een passieve, receptieve houding om keuzestress te verminderen. I.p.v. het ‘ik’ centraal te stellen, stel je jezelf de vraag: ‘Wat wil door mij gehoord worden?’ of ‘Wat raakt mij?’.
(Hoorcollege ‘Wat kiest mij?’ – Harry Kunneman)

Denken over de dood

Auteur Roman Kznaric heeft in zijn boek ‘Carpe Diem’ een originele tip om keuzestress te verminderen: de ‘daily deathpause’. Het idee is heel simpel: je krijgt je prioriteiten scherp door meer over je dood te denken. Je beeld je in dat je dood bent en dat je in het hiernamaals naar een etentje gaat. Daar in de ruimte zitten alle andere ikken die je had kunnen zijn, mocht je andere keuzes gemaakt hebben. Dit zijn jouw ‘alternatieve zelven’. Vraag je vervolgens af of daar ikken tussen zitten waar je graag mee zou ruilen. Wat zegt dit over de keuzes die je dient te maken?

De ‘shit sandwich’

Ook succesauteur Elizabeth Gilbert heeft een tip bij keuzestress: de ‘shit sandwich’. De gedachte gaat als volgt: elke keuze komt met een prijs. De vraag is: welke prijs ben je bereid te betalen? Wat zijn de lastigheden die je erbij wil nemen? Of: wat is de shit sandwich die je bereid bent op te eten?

Artikels met interessante invalshoeken over keuzestress

  • In dit artikel van Forge, ‘A guide to overcoming FOBO, the fear of Better Options‘, vond ik deze tip heel helpend: ga door potentiële worst-case scenario’s, maar blijf niet steken bij ‘wat als het slecht afloopt?’. Vraag je af: ‘welke beslissing zal ik op dat moment maken?’. We vergeten te vaak dat een beslissing zelden finaal is. Er dienen zich altijd kansen aan om nieuwe keuzes te maken.
  • Wat te doen bij keuzestress?: een artikel van eos.

Keuzestress: interessante video’s:

In deze TedTalk staat psycholoog Barry Schwartz stil bij de keuzevrijheid die we zo belangrijk vinden. Maar het te veel aan keuzes in onze maatschappij zorgt net voor (keuze)stress en minder vrijheid. Zijn tips?

  • beperk je keuzemogelijkheden;
  • verminder je verwachtingen;
  • stel prioriteiten;
  • laat nog meer ruimte voor toeval en ‘go with the flow’.

Filosoof Ruth Chang stelt dat moeilijke keuzes moellijk zijn omdat er geen ‘beste optie’ is, en niet omdat er iets mis is met ons of omdat we onwetend zijn. Ze ziet moeilijke keuzes als een kans om na te denken over je waarden, over waar je je achter kan scharen.  

Boeken voor wie moeilijk kan kiezen

Vond je de tips hierboven inspirerend? Via deze boeken kan je de vermelde auteurs beter leren kennen. Hoewel dit geen boeken zijn die expliciet over keuzestress gaan, hebben ze er wel onrechtstreeks een impact op.

Keuzestress_Herminia Ibarra
Keuzestress_Elizabeth Gilbert
Keuzestress
Keuzestress_Tom Hannes

Extra tips bij keuzestress

Kiezen kan een hele lijdensweg zijn als je gaat overanalyseren en piekeren. Deze tips helpen je om keuzestress om te buigen en het gepieker los te laten.
Download ze hier: 

Een bore-out na de burn-out?

Een bore-out na de burn-out?

In een bore-out sukkelen nadat je al een burn-out doorgemaakt hebt, dat wil natuurlijk niemand. Maar zo’n burn-out blijft nog lang nazinderen. Je doet er dan ook alles aan om het nooit meer te hoeven meemaken. Een gezonde beschermingsmechanisme toch? Of kan je daar ook te ver in gaan?

Wat ik merk in mijn praktijk voor creatieve generalisten en multipotentials, is de neiging om van het ene uiterste naar het andere te gaan. Zowel in loopbaancoaching als ondernemerscoaching worden interesses, talenten, drijfveren verkend. Soms komen zelfs oude passies of interesses terug naar de oppervlakte. Het enthousiasme dat onder een berg angst en/of bezorgdheid bedolven zat, is plots weer zichtbaar. En daar schrikken veel mensen van. Hun enthousiaste, gedreven zelf is nl. dezelfde persoon die nietsvermoedend in de burn-out valkuil is gewandeld. Die 1001 projectjes tegelijkertijd lopen had. Die nooit genoeg kon krijgen van nieuwe dingen bijleren. Reden genoeg dus om alle alarmbellen te laten afgaan! Het resultaat? Je gaat je talenten schuwen. ‘Je rustig houden’ evolueert dan niet zelden in (chronische) verveling, of bore-out.

Maar wat kan je dan wél doen?

Verken en erken jouw bezorgdheid

Merk je dat je op de rem gaat staan? Kijk dan naar wat er precies aan de hand is. Ben je inderdaad bang of bezorgd dat het de verkeerde richting zou uitgaan en dat het terug richting burn-out zou gaan? Prima, dit is op zich een gezonde beschermingsreflex. Maar laat het jou niet verlammen.

Hoe kan je stappen zetten in wat je enthousiasmeert, nieuwsgierig maakt én tegelijkertijd bewaken dat je ook voldoende rust- en herstelmomenten inbouwt? Dat is een veel constructievere vraag.

Herstellen van een burn-out doe je op jouw manier!

Wellicht heb je tijdens jouw burn-out bergen goedbedoeld advies gekregen. Je ‘moet’ rusten, je ‘moet’ gaan wandelen, dergelijke standaardadviezen. Het probleem met zulke adviezen is dat ze inderdaad standaard zijn. Niet perse op jouw maat dus. Rusten en recupereren doet niet iedereen door in de zetel te liggen. Gaan wandelen is niet voor iedereen de meest prettige vorm van ‘aan beweging doen’.

Ga eens na waar jij van recupereert. Laad jij jezelf op door een boek te lezen, of naar een lezing te gaan luisteren? Of is met jouw handen bezig zijn, bv. in de tuin, een activiteit waarbij je de tijd uit het oog verliest? Of misschien leer je als multipotential graag een nieuwe skill via You tube video’s? Zet dan vooral op die dingen in. Meer mogen, minder moeten dus!

Geen burn-out, maar ook geen bore-out: de juiste dosis prikkels

Frouke Vermeulen, auteur van ‘Vechten tegen verveling‘ spreekt over een onderscheid tussen prikkelintensiteit en prikkelkwaliteit. Het eerste heeft te maken met de hoeveelheid prikkels die je op een dag ervaart. Zijn het er te weinig? Dan treedt verveling op. Zijn het er teveel? Dan kan je overprikkeld geraken en is herstel nodig. Het tweede heeft te maken met de inhoud van de activiteiten die je onderneemt. Sluit dit aan bij jouw talenten, bij de dingen waarvan je energie krijgt? Dan kan je spreken van een hoge prikkelkwaliteit. Het spreekt voor zich dat dit voor elke creatieve generalist of multipotential anders is.

Waar het bij de prikkelintensiteit aankomt op ‘niet te veel, niet te weinig’, geldt bij prikkelkwaliteit de ‘hier kan je niet in overdrijven’ regel. Waar mensen meestal bang van zijn, is dat de prikkelintensiteit weer te grote proporties aanneemt. Hierbij zien ze de prikkelkwaliteit soms verkeerdelijk ook als boosdoener, denk aan uitspraken genre ‘Ik wil niet meer met mensen werken, want dan ga ik daar te ver in’. Het is van vitaal belang dat je de activiteiten die je enthousiasmeren juist niet uit de weg gaat. Het zijn net deze activiteiten die jouw batterijen opladen. Zie het als een energiereserve die je extra veerkracht geeft op de momenten dat je teveel prikkels te verduren krijgt.

Inzetten van jouw talenten beschermt je tegen burn-out én bore-out

Om met de vorige tip aan de slag te kunnen, is het natuurlijk handig om zicht te hebben op wat jouw talenten precies zijn. Je kan hier op verschillende manieren mee aan de slag. Een paar suggesties:

  • Start gedurende min. 3 weken een logboek en noteer van welke activiteiten je energie krijgt, wanneer je de tijd uit het oog verliest, enz. Na een week kijk je telkens even terug en probeer je patronen te detecteren.
  • Zoek een loopbaancoach die ook bedreven is in het voeren van talentgesprekken. Zoek iemand die een onderscheid maakt tussen talenten (je laadt jouw batterij op) en competenties die geen talenten zijn (je kan het goed, maar wordt er zelf niet blij van). Je zal je hierna nooit meer betrappen op uitspraken zoals: ‘ik heb geen echt talent’, zoals multipotentials zo vaak doen ;-).

Moe zijn is niet altijd een teken van burn-out of bore-out 

Het valt niet altijd haarfijn uit te leggen en toch snappen de meeste mensen wel wat je bedoelt als je zegt dat er een goede vermoeidheid bestaat en een slechte vermoeidheid. Misschien valt de goede versie wel nog het best te omschrijven als ‘moe maar voldaan’. Als er gepraat wordt over activiteiten die je energie opleveren, wordt hier dus vooral mentale energie mee bedoeld. En die kan je ook voelen als je uitgeteld in je zetel neerploft na een dagje klussen op de school van je kind bv.

Spelen en experimenteren

Probeer wat dingen uit vooraleer je echte engagementen aangaat. Geef jezelf de tijd om te ondervinden of iets werkt voor jou. Zo kom je ook jouw bezorgdheid tegemoet: blijkt het geen goede piste te zijn, dan kan je nog altijd terug. Maar meestal komt het hierop neer: je geeft jezelf de kans om terug te ervaren wat het is om op te gaan in een activiteit, betrokken te zijn én tegelijkertijd energie te krijgen. Deze aanpak is trouwens ook een aanrader voor al wie kampt met het ‘ik kan niet kiezen-syndroom’.

Een burn-out of bore-out voorkomen door te kijken naar de hele context

Om even terug te gaan naar het optimale energieniveau van daarnet: prikkels zijn alle dingen die tot jou komen op een dag, en daar horen dus ook bv. voeding en omgevingsfactoren bij. Ben je bang om overprikkeld te worden, breng dan eens alles in kaart. In wat soort omgeving vertoef je? Woon je in een drukke buurt, heb je een huis vol drukke kinderen, of staat de tv vaak op, enz.? Voor alle duidelijkheid: deze factoren zijn niet perse problematisch (noch altijd te controleren), maar ze maken wel deel uit van het geheel! Ook jouw voeding en slaapkwaliteit zijn hier van groot belang. Veel suikers nuttigen, of veel koffie drinken zijn evengoed factoren die jouw lichaam een zekere stress bezorgen. Mijn boodschap is niet om hier een obsessie van te maken. Breng het gewoon mee in rekening wanneer je op zoek gaat naar jouw ideale prikkelniveau, of jouw ‘sweet spot’, en bescherm jezelf niet allen voor een (nieuwe) burn-out , maar ook voor een bore-out.

Bore-out en hoogbegaafdheid

Er bestaan verschillende definities van hoogbegaafdheid, waardoor het moeilijk is om je hier een éénduidige beschrijving voor te schotelen. Belangrijk is om te weten dat het over meer gaat dan enkel ‘een hoog IQ’. Qua kenmerken gaat het o.a. over:

  • een hoofd dat vaak overloopt van ideeën, vragen en theorieën;
  • een grote leerhonger;
  • eigenzinnig en non-conformistisch;
  • een groot rechtvaardigheidsgevoel;
  • de lat hoog leggen;
  • intense emoties.

Multigetalenteerden hebben het potentieel om uit te blinken over (veel) verschillende domeinen. Ze hebben dus een divers pakket aan talenten die ze moeten kunnen inzetten om geboeid en gemotiveerd te blijven. En hoewel dit voor sommigen als een luxeprobleem klinkt, is dit voor een hoogbegaafde niet makkelijk om een context te vinden of te creëren die hen toelaat op deze manier geprikkeld te blijven. Het spreekt dus ook voor zich dat een hoogbegaafde die zichzelf ‘low profile’ houdt vanuit de bezorgdheden hierboven beschreven, nog meer kans maakt op een bore-out dan andere mensen.

Bore-out? Test jezelf

Met deze ‘Dutch boredom Scale‘ (Schaufeli ea, 2009) kan je nagaan of er bij jou sprake is van een bore-out. Je schaalt je in op de volgende stellingen, met cijfers van 0 (=nooit) tot 6 (= altijd).

  • Op het werk kruipt de tijd voorbij.
  • Ik verveel me op mijn werk.
  • Op mijn werk breng ik de tijd doelloos door.
  • Ik voel me rusteloos tijdens het werk.
  • Ik dagdroom tijdens mijn werk.
  • Als ik werk lijkt het of er geen einde aan de dag komt.
  • Ik heb de neiging om tijdens mijn werk andere dingen te doen.
  • Op mijn werk heb ik weinig om handen.

Interessante video’s over burn-out en bore-out

Frouke Vermeulen toont hier aan de hand van slides wat het verschil is tussen een kwantitatieve en kwalitatieve burn-out en een kwantitatieve en kwalitatieve bore-out.

In deze video doet expert hoogbegaafdheid Kathleen Venderickx, professor aan de UHasselt, uit de doeken waarom burn-out, bore-out of jobhoppen vaker voorkomt bij hoogbegaafden.

 

Extra tips voor een optimale energiebalans

Hoe zorg je voor een optimaal energieniveau? En hoe is het met jouw energiebalans gesteld? Schrijf je hieronder in en onze beste tips (en tool) komen jouw richting uit!

Imposter syndroom: oorzaken en tips

Imposter syndroom: oorzaken en tips

Is het imposter syndroom of het bedriegersgevoel jou ook niet vreemd? Dat knagende gevoel dat je op een moment zal ontmaskerd worden, dat de buitenwereld zal ontdekken dat je toch niet zo competent bent als gedacht? Lees dan zeker verder, in dit artikel vertel ik je meer over dat beruchte imposter syndroom, wat het is, wie er last van heeft, en wat je er aan kan doen.

 

 

Imposter syndroom: symptomen

Mensen die last hebben van het imposter syndroom ervaren gevoelens van ‘intellectuele onechtheid’. Successen, prestaties en complimenten maken ze zich niet eigen, maar kennen ze toe aan externe factoren. Denk aan uitspraken genre: “Ik kreeg die job omdat er toen eigenlijk niet zoveel andere kandidaten waren”, of “Ja, dat project is goed gelukt want ik zat toen in een uitzonderlijke goeie vibe”. Doordat ze hun successen niet internaliseren, zijn mensen met het imposter syndroom bang dat ze elk moment door de mand kunnen vallen.

 

Imposter syndroom

 

Imposter syndroom: misverstanden

De term ‘Imposter syndroom’, zou misleidend zijn. Psychologe Jasmine Vergauwe, die met haar vakgenoten van de Universiteit Gent uitgebreid onderzoek deed naar het Imposter syndroom, vermijdt liever deze term omdat het een klinische diagnose impliceert. Je kan er beter naar kijken als een spectrum van ‘imposter neigingen’. De vraag is niet meer: ‘Heb ik wel of niet het imposter syndroom?’, maar wel: ‘Hoe vaak en wanneer ervaar ik imposter gevoelens of neigingen?’. M.a.w.: waar bevind jij je ergens op dat spectrum?.  Het is dus geen psychologisch syndroom, maar wel een set van (jezelf neerhalende) gevoelens’.

 

Imposter syndroom: wat is het niet?

Er zijn situaties en fases in je leven waar het uiteraard heel normaal is om je onzeker te voelen. Denk maar bv. aan een stage, of bij de start van een nieuwe job. Probeer dus onderscheid te maken tussen imposter gevoelens en normale onzekerheid of gezonde zelfkritiek.

 

Imposter syndroom: wie heeft er last van?

Eigenlijk is er nog niet zoveel geweten over het imposter syndroom. De meeste onderzoeken gebeurden bij studenten, en niet op de werkplek. Jasmine Vergauwe en haar collega’s voerden wel onderzoek uit in de werkcontext, bij 200 kantoormedewerkers om precies te zijn. Daaruit bleek dat bij ongeveer 20%  sprake is van intense ‘imposter gevoelens’, maar ook dat een veel grotere groep er last van heeft, zij het dan in mindere mate. Het idee dat vooral vrouwen slachtoffer zouden zijn van het imposter syndroom, blijkt ook niet te kloppen.

Oké, maar wie heeft er dan wel het meeste last van?

  • Hoogopgeleiden, mensen met een intellectueel uitdagende job;
  • Mensen in creatieve beroepen. Waarschijnlijk omdat kunst iets heel persoonlijks en kwetsbaar is (en ook publiek);
  • Intelligente mensen met weinig zelfvertrouwen en een perfectionistische aard;
  • Voor wie zich herkent in dat perfectionisme: vooral ‘maladaptief’ of neurotisch perfectionisme vormt een probleem. Waar ‘normale’ perfectionisten plezier en trots ervaren wanneer ze iets bereiken, zijn neurotische perfectionisten nooit echt tevreden.

 

Imposter syndroom

 

Imposter syndroom: typisch voor creatieve generalisten?

Hoewel ik me helaas niet kan baseren op wetenschappelijk onderzoek, heb ik wel een vermoeden dat creatieve generalisten extra vatbaar zijn voor imposter gevoelens. Enerzijds omdat ze vaker dan gemiddeld ‘opnieuw beginnen’ en aangetrokken worden door nieuwe uitdagingen, anderzijds omdat ze zich vaak vergelijken met hun collega-specialisten en in deze vergelijking het gevoel hebben telkens aan het kortste eind te trekken.

 

De imposter cyclus

Je zou kunnen denken dat hoe meer je successen verzamelt, hoe meer het imposter syndroom afzwakt. Helaas klopt dat niet. Integendeel zelfs, de imposter gevoelens kunnen zelfs versterken. We spreken dan van de ‘impostor-cyclus’. Die gaat als volgt:

  1. De imposter-lijder vreest een bepaalde taak.
  2. Hij/zij gaat overdreven hard voorbereiden en werken.
  3. Vaak brengt hij/zij dit tot een goed einde, met een gevoel van opluchting als gevolg.
  4. Dit gevoel ebt al snel weg en het bedriegersgevoel komt in alle kracht terug.

 

Imposter syndroom

 

Imposter syndroom: gevolgen

Het is je wellicht al duidelijk: het imposter syndroom is niet zo onschuldig, toch niet wanneer je het op een intense manier beleeft. Niet alleen is het geen fijn gevoel, maar het beïnvloedt op de duur ook je prestaties. Het kan twee kanten op:

  1. Je legt jezelf zo’n grote druk op om toch maar niet ‘ontmaskerd’ te worden, tot je in een burn-out sukkelt.
  2. Je gaat net heel erg op veilig spelen en je klein houden, en zodus je potentieel niet benutten. Hier moet je dus uitkijken voor een bore-out.

 

Imposter syndroom: behandeling

Dat leidt ons natuurlijk tot de volgende vraag: kan je iets doen aan die imposter-gevoelens? Wat onze onderzoekers naar voor dragen als eerste belangrijke buffer is het ervaren van steun op het werk. Volgens mij kan die bestaan uit het creëren van een open bedrijfscultuur, waar fouten maken gestimuleerd wordt en twijfels uiten heel gewoon is. Maar dit kan uiteraard aangevuld worden door ondersteuning via coaching en mentoring.

 

Imposter syndroom

 

Gedragstherapie zou ook effectief zijn. Je wordt je bewuster van het irrationele karakter van de impostergedachten en je leert om op een andere manier te denken en je gedag bij te stellen.

Check ons team van coaches als je wil verkennen of één op één begeleiding iets voor jou kan betekenen.

 

Imposter syndroom: tips

Dit zijn een aantal tips die zowel bij mezelf als bij klanten positieve resultaten opleverden. Een heel aantal zijn gebaseerd op het principe van het ‘omdenken’ en herkaderen:

 

Imposter syndroom

 

1. Oefen in zelfcompassie

En neen, dat is niet hetzelfde als ’jezelf een rad voor de ogen draaien’ en ‘alles zomaar goedpraten’ van jezelf. Zelfcompassie is niet voor watjes mensen! Dit is wat Susan David, auteur van ‘Emotionele flexibiliteit’ erover zegt: ‘Mensen met zelfcompassie mikken net zo hoog als zelfkritische mensen. Het verschil is dat mensen met zelfcompassie niet instorten als ze hun doelen niet bereiken.’

 

2. Stop met vergelijken

Vijand nummer 1 van zelfacceptatie is onze slechte gewoonte om te gaan vergelijken met anderen.
Is het toch sterker dan jezelf, vergelijk dan met iemand die in hetzelfde stadium zit als jij (dus een starter met een starter bv.), en vergelijk hetzelfde ‘materiaal’ (bv. je innerlijke zelf met het innerlijke zelf van iemand anders, of een generalist met een generalist). Anders ben je appelen met peren aan het vergelijken en is de oefening zinloos.

 

3. Denk niet dat jij uniek bent in je onzekerheden

Ook de anderen doen maar wat en voelen zich daar bij momenten onzeker bij. Vergeet niet: jij hebt zicht op je innerlijke zelf, en je hebt de neiging om dat te gaan vergelijken met wat anderen ‘uiterlijk’ tonen. Two complete different things. Durf daarom je kwetsbaar op te stellen en praat over je imposter gevoel. Je zal verbaasd zijn over hoeveel mensen hier ook last van hebben!

 

4. Geef anderen het krediet dat ze verdienen

Mensen met imposter gevoelens zijn meestal niet onder de indruk van de positieve feedback van anderen. Er duikt al heel gauw een ‘ja, maar’ op. Maar denk er ook eens zo over na: hebben die andere mensen dan werkelijk zo’n slecht inschattingsvermogen? Of zijn het allemaal zo’n fakers dat ze jou niet ‘de waarheid’ durven zeggen? Best arrogant eigenlijk als je daar zo bij stilstaat.

 

5. Het gaat eigenlijk niet om jou

Eénmaal gegrepen door de klauwen van het imposter syndroom ben je helemaal opgeslorpt door je eigen ‘ik’. Probeer het ook eens om te draaien: wat heeft jouw omgeving nu van je nodig? Paradoxaal genoeg zal je door te streven naar een ‘perfecte, foutloze ik’ zelden het beste van jezelf geven.

“Humility is not thinking less of yourself it is thinking of yourself less”- Rick Warren

 

6. Help jezelf te kijken naar de feiten

Zoek naar manieren om jouw vooruitgang en leerproces bij te houden. Zo kan je kijken naar de feiten wanneer jouw gevoelens en overtuigingen de bovenhand nemen.

 

Imposter syndroom: test jezelf

Voor alle duidelijkheid, dit is geen wetenschappelijke test. Het beschrijft wel belangrijke symptomen van het imposter syndroom. Hoe vaak jij ‘ja’ zegt op de volgende vragen kan je zien als een indicatie van hoeveel jij last hebt van imposter gevoelens:

  • Ik heb vaak het gevoel dat ik mijn successen niet verdien.
  • Complimenten van anderen lijken niet echt ‘binnen te komen’.
  • Wanneer ik iets tot een goed einde breng, zal ik dat zelden linken met mijn capaciteiten en talenten.
  • Als anderen vol lof over mij en mijn prestaties spreken, denk ik vaak dat ze het groter maken dan het werkelijk is.
  • Ik vrees vaak het moment dat mijn omgeving zal ontdekken dat ik toch niet zo slim/competent ben als zij denken.`

 

Imposter syndroom: interessante artikels, interviews en onderzoek

 

Imposter syndroom: interessante video’s

 

 

Ook in deze video wordt benadrukt dat het imposter syndroom geen ziekte of afwijking is, maar een set van gevoelens die iedereen kan ervaren. Wat kan helpen?

 

  • Je bewust zijn van het fenomeen.
  • Beseffen dat je niet de enige bent met imposter gevoelens, integendeel!
  • Praten over je onzekerheden en twijfels, en anderen de kans geven hetzelfde te doen.

Dit overzichtelijk filmpje overloopt 6 ‘symptomen’ die kunnen wijzen op imposter syndroom:

 

  1. Je bent ervan overtuigd dat je jouw succes niet verdient.
  2. Je bent een perfectionist of een uitsteller. Zowl extreem hard je best doen als het uitstellen van een taak tot de laatste moment kunnen een ‘coping mechanisme’ zijn om met je gevoel van incompetentie om te gaan. Succes wordt dan toegekend aan geluk of hard werk.
  3. Je bent bang om ‘ontmaskerd’ te worden.
  4. Je bent bang om te falen en fouten te maken.
  5. Je hebt het nodig om  ‘de beste’ te zijn.
  6. Je vergelijkt je continu met anderen.

 

Omgaan met impostergevoelens: een oefening

 

Is het toeval, geluk, of kan je ook je eigen aandeel in een prestatie zien?
Ik maakte voor jou een reflectie- en observatieoefening die je zal helpen op een andere manier te kijken naar je realisaties. Je kan hem hieronder downloaden!

 

Ben ik een creatieve generalist? Ontdek het hier!

Ben ik een creatieve generalist? Ontdek het hier!

Overloop deze vragen en houd alle ‘ja’s’ bij:

 

1. Verlies je makkelijk jouw interesse in iets éénmaal je begrijpt hoe iets werkt?

 

2. Had je vroeger een hekel aan de vraag ‘Wat wil je later doen?’ omdat je werd verwacht maar één antwoord te geven?

 

3. Vind je het leuker om plannen te bedenken dan je te concentreren op details om die plannen waar te maken?

 

4. Vind jij het haast onmogelijk om te antwoorden op de vraag ‘Wat zie je jezelf doen binnen 5 jaar?’ 

 

5. Vind je het moeilijk om keuzes te maken?

 

6. Vond je het moeilijk om een studierichting te kiezen?

 

7. Had je geen moeite met het kiezen van een studierichting, maar kon je jezelf niet voldoende motiveren om bij dit vak te blijven na je studies?

 

8. Vind je het idee dat je je hele carriere hetzelfde moet doen verschrikkelijk? Voel je, na bv. slechts een jaar of twee, kriebels om iets anders te gaan doen?

 

9. Krijg je vaak te horen dat je moet leren focussen en ‘gewoon’ iets moet kiezen?

  

10. Heb jij veel onafgewerkte projecten en start je desondanks vrolijk met iets anders?

 

 

Heb je min. 5 ‘ja’s’ verzameld (of 3 zeer sterke ‘ja’s’)?

Dan ben je heel waarschijnlijk een creatieve generalist of multipotential!

 

(Vrij vertaalde test van M. Lobenstine, auteur van ‘Renaissance Soul’) 

 

 

 

GRATIS KENNISMAKINGSGESPREK

Noem jezelf nooit meer ‘duizendpoot’ of ‘manusje-van-alles’

Noem jezelf nooit meer ‘duizendpoot’ of ‘manusje-van-alles’

Als creatieve generalist, multipotential of slashie is het vaak geen evidentie om te antwoorden op de vraag: ‘wie ben jij?’ of ‘wat doe jij?’. Al snel worden dan de woorden ‘duizendpoot’, ‘manusje-van-alles’ of ‘allrounder’ bovengehaald. En dat is jammer. Het vertelt jouw gesprekspartner nl. niets, én je doet er jezelf mee tekort.

Maar wat dan wél? Hoe maak jij duidelijk aan de buitenwereld waarvoor ze je mogen wakker bellen, zonder jezelf in een hokje te wurmen? Simpel: ga op zoek naar de verbindende lijnen in de veelheid of… vind de rode draad in jouw verhaal!

 

Wat is een rode draad en welke verschillende soorten kan je inzetten?

 

Een rode draad is een gemeenschappelijke factor, een lijn die je kan terugvinden in alles wat je doet. Het ‘bos’ in jouw ‘bomen’ zeg maar. Rode draden komen in verschillende soorten en maten. De ene is niet perse belangrijker dan de andere, maar ze dienen vaak gewoon een ander doel. Voor zover dat mogelijk is (want soms heb je wel een overlap), kan je ze opdelen in 4 verschillende categorieën:

 

1. De waar-doe-ik-het-voor rode draad

Deze dient voor jezelf als keuzekompas, maar je kan het ook in je communicatie verwerken om klanten emotioneel te laten connecteren met jouw verhaal. Als je vertelt vanuit jouw ‘waarom’, heb je meestal de aandacht te pakken van de tegenpartij en wordt die ook nieuwsgierig naar jouw ‘hoe’ en ‘wat’.

Luister maar eens naar het verhaal van Slow Photographer Ake van der Velden: “Ik hou van Mooi, niet het soort mooi waar je het een beetje koud van krijgt maar het mooi dat een connectie tot stand brengt, het mooi waarin je jezelf herkent en jou de mooiste versie van jezelf toont. Ik hou van Minimalisme, het minimalisme dat rust brengt. Jouw verhaal in beeld, in een omgeving waar je je ware kleuren mag tonen. Ik hou van Slow Photography, waarin ik de tijd mag nemen om je te laten zien hoe waardevol jij bent. Ik hou van mooi. Mijn naam is Ake en ik hou ervan je te tonen hoe mooi en waardevol jij bent.

 

2. De wat-doe-ik-eigenlijk rode draad

Maar wat doe je dan precies? Als creatieve generalist kan dat natuurlijk heel veel zijn, en is het sowieso niet slim om in droge opsommingen te vervallen. Een manier om dit te bundelen is te kijken naar wat het effect is van wat je doet. Handig voor als je jezelf moet pitchen, maar ook om aan jouw opdrachtgever en/of klanten duidelijk te maken wat je voor hen oplost.

Bij ‘content queen’ Anouck Meier gaat dat als volgt: “Ik leer ondernemers, dienstverleners, vrije beroepers, coaches & consultants hoe je met steengoede content bovendrijft in een zee van online middelmatigheid, clickbait & fake news. Geen gortdroge bedrijfs-blabla, maar waardevolle informatie waarmee je je doelgroep aantrekt en overtuigt.”

 

3. De wie-ben-ik eigenlijk rode draad

Als je een uitgesproken persoonlijkheid, stijl of rol hebt, kan je dit gebruiken als kapstok. Want een label hoeft niet altijd slecht of beperkend te zijn. De kunst is om er één te vinden die jouw gesprekspartner waardevolle info geeft maar ook nieuwsgierig maakt, én jou nog voldoende speelruimte en vrijheid biedt.

Je kan zelfs combinaties maken, of een meervoudige identiteit gebruiken, zoals bijvoorbeeld Arnout Van den Bossche doet met zijn ‘jobomschrijving’ als ‘Chief Executive Comedian’, waarbij hij een mooie link legt tussen zijn verleden als consultant in het bedrijfsleven en zijn huidige rol als comedian. (Die link is trouwens ook een rode draad in zijn show ‘Burn-out voor beginners’ en zijn cartoons in Metro.)

 

4. De wie-bedien-ik eigenlijk rode draad

Een rode draad zit hem natuurlijk ook vaak in de doelgroep of de klanten voor wie jij het liefste werkt. Wie bedien jij eigenlijk? Voor wat type mensen los jij iets op? Als het antwoord hierop specifiek genoeg is, kan dit heel handig zijn om jouw verhaal te positioneren.

Zo richt Lien De Pau, serieel onderneemster en oprichtster van de Business School ‘Travak’, zich op vrouwelijke solo-ondernemers die zichzelf zien als ‘freedompreneur’, of ‘goestendoenders’ zoals zij ze soms noemt.

 

Wil je meer te weten komen over deze verschillende soorten rode draden en hoe je ze in de praktijk kan toepassen?

Check dit online programma!

Een levensregel voor beginners

Een levensregel voor beginners

Een van de betere dingen die me overkomen is tijdens de Covid19 lockdown is het boekje van de Nederlandse filosoof en hoogleraar wijsbegeerte Wil Derkse: ‘Een levensregel voor beginners’. Het stond al een tijdje in mijn kast en leek nu een behapbaar stukje literatuur, ideaal voor die bijzondere weken in april 2020 en de ingetogen stemming waarin ik me bevond. De pauzeknop was ingedrukt, mijn leven en dat van mijn gezin speelde zich voornamelijk af binnen de muren van ons huis en tuin. In essentie is het boekje een boeiend essay over het toepassen van de benedictijnse inspiratie en daarmee verbonden levensstijl op het dagelijks leven buiten de muren van het klooster, in alle vormen van onze samenleving en samenwerking: een gezin, team of organisatie. De monastieke geloften worden toegepast op leiderschap i.e. mensen stimuleren tot groei en tijdsmanagement.

 

Eerst beschrijft Wil Derkse 3 karakteristieke eigenschappen van het benedictijnse abdijleven:

1. Alles gebeurt met aandacht. “To attend and get things right” als beginsel van een goed leven volgens de schrijfster Iris Murdoch. Of je nu werkt aan een professionele taak of je bent de vaat aan het doen, doe het met aandacht. Als creatieve generalist is dit best een uitdaging. Door vele interesses en ideeën, is mijn aandacht vaak verdeeld. Terwijl ik kleinere of makkelijkere taken doe, ben ik al aan het denken aan wat mij nog allemaal te wachten staat. In de douche overloop ik al mijn dagplanning. Maar daardoor mis ik soms het genot van water voelen en de geur van shampoo. Mindfulness avant la lettre.

2. Het belang van schoonheid en orde. Alles wat binnen de abdij gebeurt, tracht men kwalitatief te doen, met zin voor orde en schoonheid. Het belang van die uitstraling en kwaliteit zit ook in kleine dingen. Van de vaas met bloemen, tot netjes gerangschikt gereedschap of een aantrekkelijke boekenkast of webpagina. Schoonheid en orde kunnen aanstekelijk werken. 

3. Alle taken zijn gelijkwaardig. De ene taak is niet belangrijker dan de andere. Een presentatie maken voor het directiecomité is niet belangrijker dan de vloer vegen. Het zijn verschillende dingen maar wel gelijkwaardig. Ook de houding die je aanneemt bij die taken is relevant: “In de kapel moet je je gedragen zoals tijdens de recreatie: ontspannen. En tijdens de recreatie moet je je gedragen zoals in de kapel: met waardigheid.” Alle taken zijn dezelfde aandacht waard. Maar deze houding blijkt niet zo gemakkelijk te verwerven. Door alle taken gelijkwaardig te zien en ze allemaal evenwaardige aandacht te bieden, nemen ze toe in kwaliteit. Als je de vloer goed veegt, zal die presentatie voor de directie ook aan kwaliteit winnen wanneer die op de agenda staat. Tijdens de lockdown vond ik soms troost in deze regel. Sommige mensen waren bezig met levens te redden, terwijl ik mijn beroep niet kon uitoefenen en me richtte op projecten in het huis die ik zelf soms onderwaardeer tov professionele activiteiten.

 

Benedictus – zelf een leek en geen gewijd clericus – noemt zijn levensregel uitdrukkelijk een ‘regel voor beginners’. Iedereen blijft zijn of haar leven lang beginners. Ook al oefen je, je wordt niet bevorderd naar een volgend niveau. Er is alleen de regel voor beginners, er is geen regel voor gevorderden, er is maar één niveau. Je blijft dagelijks beginner op weg naar een betere levenskwaliteit. Het is vallen en weer opstaan. Vallen en weer opstaan. Ik vind dat een geruststellende gedachte.

Ook de 3 oorspronkelijke Benedictijnse geloften van stabilitas, conversario morum en obedientia worden in het boek vertaald naar onze samenwerkingen en samenlevingen:

1. Stabilitas gaat over een volgehouden commitment. Het is niet-weglopen van de context waarvoor je gekozen hebt. Niet omdat je verplicht bent maar omdat je het van harte doet. Opnieuw geldt ook hier dat de dingen gedijen bij aandacht – en wij gedijen dan tegelijk ook beter.

2. Conversatio Morum of dagelijks verbetermanagement betreft het veranderen van je gewoontes of levensstijl. Dit doe je door het te proberen met kleine haalbare dingen. Ipv nog een halfuurtje te zappen ’s avonds, start met het luisteren naar enkele minuten muziek. In het begin kost het moeite, op den duur gaat het vanzelf.

3. Obedientia (ob-audire of aandachtig luisteren) is letterlijk gehoorzamen en voelt beknottend aan. In de benedictijnse leer gaat het echter over het horen van het hart, je afstemmen op wie of wat je iets te zeggen heeft. Het gaat over luisteren en respons geven.

 

Wil Derkse heeft het ook over Benedictijns leiderschap. Dat staat voor mensen stimuleren tot groei. Wie extra verantwoordelijkheden draagt is diegene die uitblinkt in luisteren. De auteur ziet als kerntaak van de leider het ‘leiden van zielen’, hen oriëntatie bieden en hen in een geöriënteerde beweging zetten.

Het is vooral het hoofdstuk over tijdsmanagement dat mij initieel in het boekje had aangetrokken. Hoe gaan de Benedictijnen om met de tijd zodanig dat ze een gevulde agenda hebben én het nooit druk hebben? Een belangrijke stap in die richting is de ontwikkeling van een dagorde, een indeling van de dag die een bepaald ritme heeft, van inspanning en ontspanning, van orde brengen en met iets moois in contact zijn. Vier vaardigheden zijn essentieel: de kunst van het beginnen, de kunst van het ophouden, de kunst van de juiste houding tussen het beginnen en het ophouden én de kunst van het rekening houden met de seizoenen van de dag.

Hoe kunnen we het beginnen makkelijker maken voor onszelf en minder uitstelgedrag vertonen? Benediktus benadrukt in de regel dat we de afstand tussen appèl en respons zo klein moeten houden. De daad onmiddellijk bij het woord voegen. Bij wijze van spreken, het klokje luidt en je stapt meteen in het werk of de taak die je hebt voorzien. Het is vooral door oefening en vasthoudendheid dat het uitwendig conformeren aan het klokje, een inwendige gewoonte kan worden.

Ook ophouden kan moeilijk zijn. Zeker als je veel op je bordje hebt liggen of heel erg enthousiast bezig bent, kan je willen doorwerken en geen rust nemen. Te lang doorgaan is, zoals Wil Derkse het zegt, synoniem met fouten maken. Zelfs als je uitwendig gestopt bent met de taak, kan je er inwendig nog steeds mee bezig zijn. Het Benedictijns ophouden is het besef toelaten : nú ben ik met dit bezig. Bijvoorbeeld, ik fiets. Het is de aandacht bewust richten op iets positiefs zodat je niet blijft hangen in de gedachten aan datgene waarmee je bezig was. Ook hier is oefening de enige weg. Het kunnen ophouden is ontzettend belangrijk omdat het betekent dat je met de juiste houding kan beginnen aan het volgende.

Tussen ophouden en beginnen is er tijd. En vaak gaat de aandacht dan nog naar datgene waarmee we ophielden of maken we ons al zorgen over wat komt. Onze aandacht in die tussentijd gaat dus naar zaken daarbuiten. Het komt erop neer dat je de aandacht afwendt van wat is geweest en wat nog komen moet én dat je je aandacht richt op wat NU moet gedaan worden. Maar zelfs als je er in slaagt om je aandacht te houden bij de taak die voor je ligt, dan toch is er de verleiding om al bezig te zijn met het gereed hebben van de taak. Het gevaar hiervan is dat je tijdsdruk voelt, minder optimaal werkt en aan kwaliteit inboet. Benedictijnen leggen de ene taak neer en starten in dezelfde houding aan de andere, inclusief ontspanning en voeding, zonder bekommerd te zijn over het afkrijgen ervan. Die kalme doorgaande lijn zorgt voor ‘nooit druk’. Klinkt naïef en zelfs onmogelijk in onze VUCA wereld, maar iets van deze houding realiseren lijkt mij een grote stap vooruit.

De seizoenen van de dag slaan op de verdeling van energie in de loop van de dag, op tijd alleen spenderen of samen met anderen, en op stiltemomenten inbouwen tijdens de dag. Zo start je de werkdag best met datgene wat de meeste aandacht, concentratie en energie vergt. En eindig je hem rustig en waardig. Het is een kwestie van psychische hygiëne om de dag mooi te beginnen en ’s avonds in vrede af te sluiten met datgene waarover je tevreden bent en met datgene waarin je faalde. Al dan niet kan je rituelen bedenken voor die verschillende fasen.

Ik heb dit boekje vooral gelezen als een uitnodiging voor een aandachtige houding voor alles waarmee ik me bezighoud, en als dat niet blijkt te lukken, elke keer opnieuw te beginnen.

 

Met dank aan Inge Vanwaesberghe (lid van het coachnetwerk van de creatieve generalist) voor deze mooie samenvatting.